Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·wijs·sec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderwijssector onderwijssectors
onderwijssectoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onderwijssectorm

  1. alle organisaties en bedrijven die zijn betrokken bij opleidingen
    • In een brief roept de onderwijssector de Tweede Kamer op de korting te schrappen. Die bespreekt de onderwijsbegroting woensdag en donderdag. [2] 
    • Hij gaat ervan uit dat Switch daardoor ook interessanter is voor nieuwe medewerkers. Vorig jaar boekte Switch IT Solutions miljoenenorders in de onderwijssector, waarvoor een online leer- en werkomgeving is gebouwd met toegang tot documenten, applicaties, agenda's en emails. Vos verwacht dat het aantal personeelsleden de komende jaren groeit naar 150. [3] 
    • In 2007-2008 behoorde de ict-sector volgens de NEA nog tot een van de minst vrouwonvriendelijke werkplekken. 'Slechts' 2,5 procent van de vrouwelijke ict-medewerkers voelde zich seksueel geïntimideerd, evenveel als in de door vrouwen gedomineerde onderwijssector. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen