onderhoudsmonteur

Nederlands

 
onderhoudsmonteur
Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·houds·mon·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderhoudsmonteur onderhoudsmonteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de onderhoudsmonteurm

  1. (beroep) technicus die machines repareert en onderhoudt
     Brian Kock is 36 jaar. Hij heeft inmiddels weer werk - sinds juni vorig jaar is hij onderhoudsmonteur bij een installatiebedrijf in Zwanenburg - maar daarvoor zat hij enkele jaren thuis. Hij snapt die verdubbeling wel, van ruim 4 naar 8 procent. "Er zijn toch heel veel mensen die tussen wal en schip vallen en niet de mentaliteit hebben om terug te vechten."[1]
     Vier voormalige onderhoudsmonteurs van defensie kunnen de werkelijk geleden schade gaan claimen die zij hebben opgelopen door blootstelling aan het giftige chroom-6.[2]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vacatures genoeg, maar 100.000 jongere mannen kunnen of willen niet werken” (20-07-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Defensie-medewerkers mogen werkelijke schade chroom-6 claimen” (10-03-2020), NOS