• on·be·taald
stellend
onverbogen onbetaald
verbogen onbetaalde
partitief onbetaalds

onbetaald

  1. waarvoor de tegenprestatie in geld nog is uitgebleven
    • Tussen de oude kranten vond hij de onbetaalde rekening voor zijn studieboeken. 
  2. waarvoor geen vergoeding gevraagd wordt, zonder salaris, vrijwillig, gratis
    • Zij deed een jaar onbetaald werk bij het dierenasiel. 
  • blijven zitten met onbetaalde rekeningen
[1] (figuurlijk) nadelige gevolgen van andermans gedrag moeten opvangen
  • onbetaald verlof
[2] vakantie zonder doorbetaling van salaris
•  Dan hoef je alleen nog maar je baan op te zeggen of onbetaald verlof op te nemen, je huis te verhuren en op pad te gaan. [2] 
  • onbetaalde seks
[2] coïtus louter voor wederzijdse bevrediging
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be