• on·be·spo·ten
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbespoten onbespotener onbespotenst
verbogen onbespotenste
partitief onbespotens onbespoteners -

onbespoten

  1. van van landbouw producten dat er geen gif gebruikt is bij het verbouwen
    • Ernstiger wordt het als zwakzinnige kwakzalvers zich op hun cv voor dokter gaan uitgeven. Meestal noemt dit soort druïdes zichzelf natuurarts. En het is helemaal eng als ze ook nog een kankerkliniek beginnen en allerlei radeloze, ter dood veroordeelde strohalmpatiënten gaan genezen. Of ik de patiënten snap? Ja! En zolang zo’n idioot een kilo onbespoten salieblaadjes op de gekwetste buik van zijn patiënt legt heb ik er niet zoveel moeite mee, maar als hij ingestraald bleekwater door hun aderen laat jakkeren… Dan ga ik steigeren. Deze week werd bekend dat de Duitse charlatan Klaus Ross drie wanhopige zielen de dood in heeft gejaagd met zijn linksdraaiende vlierbloesemsiroopinfusen. [1] 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. NRC Youp van ’t Hek 5 augustus 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be