• on·af·wijs·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onafwijsbaar onafwijsbaarder onafwijsbaarst
verbogen onafwijsbare onafwijsbaardere onafwijsbaarste
partitief onafwijsbaars onafwijsbaarders -

onafwijsbaar

  1. niet mogelijk om te kunnen verwerpen
    • Marie Loke bezat een zeker flegma en relativeringsvermogen. Ze besefte dat het vrouwenkiesrecht er ook zonder haar inspanningen zou komen, omdat het volgens haar een onafwijsbare eisch des tijds was. Toch vond ze dat ze er in haar positie als lector niet onderuit kwam in het plaatselijk bestuur zitting te nemen, meent De Wilde. [1] 
  1. Karin de Mik NRC 7 april 1993