• on·af·weer·baar
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onafweerbaar onafweerbaarder onafweerbaarst
verbogen onafweerbare onafweerbaardere onafweerbaarste
partitief onafweerbaars onafweerbaarders -

onafweerbaar

  1. niet mogelijk om van je af te houden
    • Tegenover die onhandige wendingen staat een onafweerbaar verhaal - niet eerder bracht iemand in een zo barokke stijl een zo documentair aandoend wanhoopsgevoel in beeld. [1] 
  1. Joyce Roodnat NRC 24 november 1993