onafweerbaar
- on·af·weer·baar
- afgeleid van afweerbaar met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onafweerbaar | onafweerbaarder | onafweerbaarst |
verbogen | onafweerbare | onafweerbaardere | onafweerbaarste |
partitief | onafweerbaars | onafweerbaarders | - |
onafweerbaar
- niet mogelijk om van je af te houden
- Tegenover die onhandige wendingen staat een onafweerbaar verhaal - niet eerder bracht iemand in een zo barokke stijl een zo documentair aandoend wanhoopsgevoel in beeld. [1]
- Het woord onafweerbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Joyce Roodnat NRC 24 november 1993