omzwenken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·zwen·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van om bw en zwenken ww
Werkwoord
omzwenken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omzwenken |
zwenkte om |
omgezwenkt |
zwak -t | volledig |
- van (rij)richting veranderen
- De Plimpton-schaats rust op vier wieltjes, die vol op den grond blijven staan, hoe ook de rijder zich links of rechts overbuige. Door te drukken op de zijde van de schaats, verandert hij den stand dezer wielen, zoodat men naar willekeur rechtuit kan gaan, of ter linker- of rechterzijde kan omzwenken. [2]
Synoniemen
Vertalingen
1. van (rij)richting veranderen
Gangbaarheid
- Het woord omzwenken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omzwenken" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Charles Boissevain (1877)– [tijdschrift] Gids, De In den ‘skating-rink’.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be