omspeling
- om·spe·ling
- naamwoord van handeling van omspelen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omspeling | omspelingen |
verkleinwoord |
de omspeling v
- de keer dat men iemand tijdens een balspel passeert
- het figureren van een melodie door deze te voorzien van extra hoger en/of lager gelegen noten voor de tijdsduur van de "reële" noten
- ▸ De koraalfinale over Psalm 68 begint met een verzadigde klank van achtvoetsregisters, met onder meer de prachtige Quintadeen 8’ van het rugwerk. Een uitkomende Trompet laat de melodie horen, gevolgd door een dartele omspeling met de Cornet. Dan een toccata die uitloopt op samenzang van twee verzen van de psalm.[1]
- [2] figuratie
- Het woord omspeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omspeling" herkend door:
61 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Peter Sneep“Verslag jubileumconcert Peter Eilander Laurenskerk Rotterdam” (08-01-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be