• om·spe·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord omspeling omspelingen
verkleinwoord

de omspelingv

  1. de keer dat men iemand tijdens een balspel passeert
  2. het figureren van een melodie door deze te voorzien van extra hoger en/of lager gelegen noten voor de tijdsduur van de "reële" noten
     De koraalfinale over Psalm 68 begint met een verzadigde klank van achtvoetsregisters, met onder meer de prachtige Quintadeen 8’ van het rugwerk. Een uitkomende Trompet laat de melodie horen, gevolgd door een dartele omspeling met de Cornet. Dan een toccata die uitloopt op samenzang van twee verzen van de psalm.[1]
61 % van de Nederlanders;
64 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Peter Sneep
    “Verslag jubileumconcert Peter Eilander Laurenskerk Rotterdam” (08-01-2018), Reformatorisch Dagblad
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be