• om·ne·ve·len

omnevelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omnevelen
omnevelde
omneveld
zwak -d volledig
  1. iets of iemand met een damp of nevel omgeven
  2. (figuurlijk) iets of iemand verbergen of minder duidelijk zichtbaar maken
48 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]