omnevelen
- om·ne·ve·len
- samenstelling van om bw en nevelen ww
omnevelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omnevelen |
omnevelde |
omneveld |
zwak -d | volledig |
- iets of iemand met een damp of nevel omgeven
- (figuurlijk) iets of iemand verbergen of minder duidelijk zichtbaar maken
- [2] omfloersen, verbloemen, verbergen, maskeren, omfloersen,
- Het woord 'omnevelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omnevelen" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
54 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be