Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·floer·sen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omfloersen
omfloerste
omfloerst
zwak -t volledig

Werkwoord

omfloersen

  1. overgankelijk als een rouwsluier omgeven
    • Een blik van groot verdriet omfloerste haar gelaat. 

Gangbaarheid