Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·floers·te

Bijvoeglijk naamwoord

omfloerste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van omfloerst

Werkwoord

vervoeging van
omfloersen

omfloerste

  1. enkelvoud verleden tijd van omfloersen
    • Ik omfloerste. 
    • Jij omfloerste. 
    • Hij, zij, het omfloerste. 
  2. verbogen vorm van omfloerst, voltooid deelwoord van omfloersen