• om·hul·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord omhulling omhullingen
verkleinwoord

de omhullingv

  1. iets wat een ander voorwerp helemaal omgeeft om het te beschermen en af te schermen van de omgeving
    • De pvc-omhulling van de kabels smelten zij eraf in grote vuren van isolatiemateriaal uit koelkasten. Hierbij ademen zij de giftige rookwolken met dioxine in. Als het vuur dooft, schrapen zij met hun vingers de metalen delen uit de as, aldus Greenpeace. [2] 
    • Voor Van der Pol is dat geen probleem. "Juist die praktische zaken vormgeven, maakt het leven mooi. Eigenlijk is architectuur een omhulling van een activiteit, zoals wonen of werken. Als je dat mooi doet, kan het veel verschil maken." [3] 
93 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]