olympiajol
- Geluid: olympiajol (hulp, bestand)
- olym·pia·jol
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zeilboot’ voor het eerst aangetroffen in 1955 [1]
- samenstelling van Olympia en jol [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | olympiajol | olympiajollen |
verkleinwoord |
- (scheepvaart) wedstrijdzeilboot voor 1 persoon met een zeiloppervlak van 11,5 vierkante meter
- Het goud dat de Friezin toevoegde aan de indrukwekkende medailleoogst van de Nederlandse ploeg had nog een historisch olympisch tintje. De laatste gouden medaille die Nederland met een zeilboot haalde op de Spelen - zonder de windsurfers mee te tellen - was in Berlijn in 1936. Toen won Rotterdammer Daan Kagchelland voor de kust van Kiel goud in de Olympiajol. Windsurfers waren er wel: Stephan van den Berg won goud in 1984 (Los Angeles), Dorian van Rijsselberghe deed dat in 2012 (Londen) en in 2016 (Rio). [4]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord olympiajol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "olympiajol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ olympiajol op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rob Schoof 16 augustus 2016