offreren
- of·fre·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanbieden’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- afgeleid van het Franse offrir (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
offreren |
offreerde |
geoffreerd |
zwak -d | volledig |
offreren
- overgankelijk aanbieden, specifiek het aanbieden van een dienst of product door een bedrijf
1. aanbieden, specifiek het aanbieden van een dienst of product door een bedrijf
- Het woord offreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "offreren" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "offreren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ offreren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be