Nederlands

 
Hydrellia griseola  
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • oe·ver·vlieg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oevervlieg oevervliegen
verkleinwoord oevervliegje oevervliegjes

Zelfstandig naamwoord

de oevervliegv / m

  1. (tweevleugeligen) insect uit de familie Ephydridae   uit de orde van de tweevleugeligen (Diptera), onderorde vliegen (Brachycera). Wereldwijd omvat deze familie zo'n 128 genera en 1994 soorten. Het zijn kleine vliegjes die zich ophouden in de buurt van water, langs kusten of aan de oevers van binnenwateren
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Meer informatie