oerinsect
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oer·in·sect
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oerinsect | oerinsecten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het oerinsect o
- (dierkunde) gemeenschappelijke voorouder van alle insecten of insect dat nog sterk op die voorouder lijkt
- ▸ Insecten hebben allemaal zes poten en een vergelijkbare lichaamsbouw met een duidelijk te onderscheiden kop, romp en achterlijf. Daarom is altijd gedacht dat alle zespotige soorten uit één oerinsect zijn voortgekomen. Maar Italiaanse en Amerikaanse biologen die een nieuwe genetische stamboom hebben opgesteld, komen nu tot de conclusie dat de zespotigen twee keer in de evolutie moeten zijn ontstaan.[1]
- (dierkunde) (historisch) benaming voor geleedpotigen met zes poten zonder vleugels waarvan alle voorouders ook geen vleugels hadden
Vroeger vaak in hun geheel beschouwd als onderklasse Apterygota van de insecten, later verdeeld in vijf ordes waarvan alleen de springstaarten en de zilvervisjes nog tot de insecten (Insecta ) worden gerekend en de andere drie tot de klasse Entognatha .
Hyperoniemen
Hyponiemen
- [2] beentaster, Protura
- [2] rotsspringer, Archaeognatha
- [2] springstaart, Collembola
- [2] tweestaart, Diplura
- [2] zilvervisje, Zygentoma
Gangbaarheid
- Het woord 'oerinsect' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Sander Voormolen“Zespotige insecten ontstonden twee keer in de evolutie” (22 maart 2003) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Ootmar, G.A.“De wonderen van het bijenvolk” (1917), J.B. Wolters, Groningen, p. 78