oerachtig
- oer·ach·tig
- op te vatten als (verkorting) van oertijd zn met het achtervoegsel -achtig
- afleiding van oer zn met het achtervoegsel -achtig [1] [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | oerachtig | oerachtiger | oerachtigerst |
verbogen | oerachtige | oerachtigere | oerachtigerste |
partitief | oerachtigs | oerachtigers | - |
oerachtig
- van iets dat het past bij de vroegste, zeer oude tijd
- „Het heeft iets oerachtigs om je eigen huis te bouwen. En wat we inleveren aan binnenruimte, krijgen we terug aan buitenruimte.” De vieze broekspijpen van Berend verraden inderdaad dat de dreumes ook rondóm het kleine huisje graag over de grond kruipt. [3]
- Het beangstigende geloey van opgejaagde oliphants-kudden, die in aarde-bedreunend vlucht-rhythme zandstormen opwolkten en met hun geeselende trompen takken kraakten, boomstronken ontwortelden in een oerachtig geraas, geblaas en gesnork, verzwakte Xerxes' vermetelheid en stoute behendigheid evenmin. [4]
- lijkend op ijzerhoudende grond
- [2] oerig
- Het woord 'oerachtig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oerachtig" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Telegraaf NIELS KALKMAN 20 nov. 2017 Wonen in een ’hondenhok’
- ↑ (1920)–Israël Querido De oude waereld II: Zonsopgang
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be