oefenprogramma
- oe·fen·pro·gram·ma
- samenstelling van oefen ww en programma
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oefenprogramma | oefenprogramma's |
verkleinwoord | oefenprogrammaatje | oefenprogrammaatjes |
het oefenprogramma o
- (onderwijs) een aantal activiteiten die zijn gericht op het leren van een bepaalde vaardigheid
- Bij veel cursussen is ook een oefenprogramma voor op de computer.
- Bij de brandweer moeten de brandweermannen een heel oefenprogramma doorlopen om getraind te blijven.
- Het woord oefenprogramma staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.