• norm·stel·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen normstellend normstellender normstellendst
verbogen normstellende normstellendere normstellendste
partitief normstellends normstellenders -

normstellend

  1. betrekking hebbend op het maken van regels hoe zaken zouden moeten zijn of worden
    • Asscher hoopt het tij te keren met een normstellende, moraliserende agenda. Hij wil voor verbinding zorgen, zodat bevolkingsgroepen niet uit elkaar worden gespeeld. Ook bepleit hij een eerlijkere arbeidsmarkt met meer zekerheid voor werknemers.[1] 
    • Met de aanpak van deze ‘ondermijnende’ houding vervult het OM volgens Lucas twee van haar belangrijkste taken. “We zijn normstellend en handhavend. We handhaven waar de regels worden overtreden en laten de rechter daarna beslissen welke straf daarop moet volgen. Maar we stellen normen omdat dit gedrag de samenleving ontwricht, en je van de overheid mag verwachten dat ze laat zien dat dit absoluut niet geaccepteerd wordt.”[2] 
  1. Het Parool DEBORAH JONGEJAN 9 DECEMBER 2016 Lodewijk Asscher verkozen tot lijsttrekker van de PvdA
  2. Tubantia Pim Lindeman 11-07-17 'Satudarah plaatst zich stelselmatig buiten wet'