• nor·me·loos
  • afgeleid van norm met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e-
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen normeloosnormelozer(normeloost)
verbogen normelozenormelozere(normelooste)
partitief normeloosnormelozers-

normeloos

  1. zonder aanvaarde regels
    • Het is normeloos als de natuur, waarin de steen weegt, de plant groeit, het dier verslindt. [1]
  • Sinds 2005 geeft de Leidraad bij de spellingvoorschriften in regel 9.A uitdrukkelijk aan dat bij afleidingen de tussenklank -e- wordt toegevoegd.[2] Tot dan kon de -en- gebruikt worden als het eerste deel werd opgevat als een meervoudsvorm.[3]