normloos

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  normloos    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• norm·loos

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van norm met het achtervoegsel -loos

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	normloos	normlozer	normloost
verbogen	normloze	normlozere	normlooste
partitief	normloos	normlozers	-

Bijvoeglijk naamwoord

normloos

1. zonder normen en waarden

   • De kinderen worden bij een anti-autoritaire opvoeding normloos opgevoed. 

Gangbaarheid

• Het woord normloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.