nobody
- no·bo·dy
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nobody | nobody's |
verkleinwoord | - | - |
- (pejoratief) iemand die onbelangrijk is
- Kom ik even terug op de verteller, een sujet dat in de literatuur vaak de neiging heeft zich als een nobody te gedragen, een voetveeg, enkel goed voor het doorgeven van de feiten. [3]
- Het woord nobody staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nobody" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ nobody op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Moor, M. de"Rusland wees niet boos" in: Tirade. 409 jrg. 49 nr. 3 (juli 2005) G.A. van Oorschot, Amsterdam; p. 91; geraadpleegd 2019-01-14
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Geluid: nobody (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈnoʊbadi/
nobody
- niemand
- «Nobody is saying that!»
- Er is toch niemand die dat zegt!
- «Nobody is saying that!»
enkelvoud | meervoud |
---|---|
nobody | nobodies |
nobody
- iemand die volslagen onbekend is, die niet meetelt
- «He is a total nobody!»
- Hij is volslagen onbekend!
- «He is a total nobody!»