nieter
  • nie·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord nieter nieters
verkleinwoord

de nieterm

  1. (beroep) iemand die zegt dat er op een lot geen prijs is gevallen
  2. machine die dient om nietjes ergens in of om te slaan
52 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[2]