niet-gouvernementeel

  • niet-·gou·ver·ne·men·teel
stellend
onverbogen niet-gouvernementeel
verbogen niet-gouvernementele
partitief niet-gouvernementeels

niet-gouvernementeel

  1. geen onderdeel van de overheid uitmakend
     Organisaties zoals Artsen zonder Grenzen noemen zich ‘niet-gouvernementeel’. Maar driekwart van hun budget komt van de overheid.[1]
     Maar bovendien volgt de raad het voorbeeld van de bestudeerde landen niet consequent: terwijl de verantwoordelijkheden van het Goethe-Institut en vooral van de British Council en Svenska Institutet veel breder liggen, wordt de taak van het nieuw op te richten „Nederlands cultureel instituut" beperkt tot de kunsten en een stukje informatievoorziening. Een nog grotere vergissing is de veronderstelling dat de bovengenoemde Duitse, Britse en Zweedse organisaties ook werkelijk niet-gouvernementeel van aard zijn. Iedere ingewijde weet dat zij de uitvoerende arm van hun ministeries van buitenlandse zaken zijn.[2]
  1.   Weblink bron
    Gerbert van der Aa
    “Hoezo 'niet-gouvernementeel'?” (18 september 2008) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    G. Strasser
    “Buitenlands beleid mag niet ontdaan worden van cultuur” (22 september 1987) op nrc.nl