niet-gelovige
- niet-ge·lo·vi·ge
- samenstelling van niet en gelovige
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | niet-gelovige | niet-gelovigen |
verkleinwoord | - | - |
- iemand die niet gelooft (in welke god dan ook)
- Ook niet-gelovigen kunnen er zich op betrappen dat zij voedseltaboes hebben. [1]
niet-gelovige
- verbogen vorm van de stellende trap van niet-gelovig
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord niet-gelovige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ De ondeelbare mens, Koen Stroeken