(klemtoonhomogram)

  • ne·gus
  • [A] van Amhaars ንጉሥ (negoesj), in de betekenis van ‘Ethiopische keizerstitel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1] [2]
  • [B] eponiem naar de bedenker, de 18e-eeuwse Engelse kolonel F. Negus   [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord negus negussen
verkleinwoord - -

[A] de negúsm

  1. (geschiedenis) titel van de keizer van Ethiopië
     Dan kwam de oorlog in Abessinië, de witgejurkte krijgers van de negus, Haile Selassie, die rennend voor de tanks van Mussolini vluchtten.[4]
     Handelsmissies zijn welkom in het rijk van de negus, maar met het godsdienstig fanatisme waarmee jezuïeten en capucijnen het islamitische rijk bestoken moet het voor eens en altijd afgelopen zijn.[5]
enkelvoud meervoud
naamwoord negus
verkleinwoord

[B] de négusm

  1. (drinken) warme wijn met suiker en specerijen toebereid
      Of is er negus voor den Yankee zonder den geur onzer Molukken?[6]
25 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[7]
  1. "negus" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. negus op website: Etymologiebank.nl
  3. negus op website: Etymologiebank.nl
  4.   Weblink bron
    H.J.A. Hofland
    “Om de hoek van de toekomst” (14 februari 2015) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Margot Dijkgraaf
    “Zorro op pad in Abessinië” (7 mei 1999) op nrc.nl  
  6.   Weblink bron
    E.J. Potgieter
    Hanna. in: De Gids., jrg. 7 nr. 1 (januari 1843), P.N. van Kampen, Amsterdam, p. 50
  7.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be