neerslachtigheid
  • neer·slach·tig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord neerslachtigheid neerslachtigheden
verkleinwoord

de neerslachtigheidv

  1. (psychologie) droeve, depressieve stemming
     Bloeddruk, temperatuur en spierspanning worden hoger en de gebruiker kan gaan zweten en tandenknarsen en ook een droge mond en grote pupillen krijgen. Gebruikers kunnen verder onder meer verschijnselen als hoofdpijn, verwarring, misselijkheid, angst, neerslachtigheid, hartkloppingen, uitputting, uitdroging, oververhitting en spierspasmes ervaren. Ook een epileptische aanval, delier of drugspsychose is niet uitgesloten.[2]
     Hij zat voorovergebogen, ellebogen op zijn knieën, zijn handen tegen de zijkant van zijn hoofd gedrukt het toonbeeld van neerslachtigheid.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Meer vergiftigingen door royaal gebruik lachgas en 3-MMC” (22-07-2020), Reformatorisch Dagblad
  3. Vaderland”   (2012), Cargo, ISBN 9789023472483