Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·zin·de·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

nazinderen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nazinderen
zinderde na
nagezinderd
zwak -d volledig
  1. blijven van onrust na een schokkende gebeurtenis
    • Het tragische overlijden van Michael Goolaerts (23) blijft nazinderen . Woensdag wordt er een minuut stilte gehouden voor de start van de Brabantse Pijl, terwijl de renners van Veranda’s Willems-Crelan op de eerste rij zullen staan.[1] 
    • Ook nu zal de Europese uitschakeling nog een tijdje blijven nazinderen in Parijs.[2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen