nazenden
- na·zen·den
- samenstelling van na bw en zenden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
nazenden |
zond na |
nagezonden |
klasse 3 | volledig |
nazenden
- ditransitief iets aan iemand toesturen die al vertrokken is
- We hebben hem de koffer die hij had laten staan nagezonden.
1. iets aan iemand toesturen
- Het woord nazenden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nazenden" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be