• na·tur·gød·ning
  • Samenstelling van de Deense zelfstandige naamwoorden natur en gødning met het achtervoegsel -ning
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   naturgødning     naturgødningen     naturgødninger     naturgødningerne  
genitief   naturgødnings     naturgødningens     naturgødningers     naturgødningernes  

naturgødning, g

  1. (landbouw) natuurlijke meststof
  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Deens)