• nar·co·ti·cum
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘bedwelmend middel’ voor het eerst aangetroffen in 1624 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord narcoticum narcotica
verkleinwoord - -

het narcoticumo

  1. (medisch) een verdovend middel
87 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]