nameloos
- na·me·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nameloos | namelozer | nameloost |
verbogen | nameloze | namelozere | namelooste |
partitief | nameloos | namelozers | - |
nameloos
- waar geen naam voor is
- In de vluchtelingenkampen is een nameloze ellende te zien.
- Het woord nameloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nameloos" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be