• na·den
enkelvoud meervoud
naamwoord naden nedans
nedanen
verkleinwoord

de nadenv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) bruidsschat

de nadenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord naad


vervoeging van
nadar

naden

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van nadar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van nadar