Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nacht·pro·gram·ma
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtprogramma nachtprogramma's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het nachtprogrammao

  1. (media) een of meer uitzendingen op radio of televisie in de tijd dat de meeste mensen slapen, ruwweg tussen 22:00 en 05:00 uur
     Anderhalf uur na het Portugese voetballesje van afgelopen woensdag was hij gast in een nachtprogramma op de radio.[1]
  2. (cultuur) een of meer voorstellingen tijdens een evenement die ruwweg na 22:00 beginnen
     Het gedurfde en progressieve nachtprogramma wordt steeds belangrijker voor Lowlands.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Youp van ’t Hek
    “Broekje” (3 juli 2004) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Rolinde Hoorntje
    “Gedurfd en progressief nachtprogramma bij Lowlands (fotobijschrift)” (19 augustus 2018) op nrc.nl