nachtkwartier
  • nacht·kwar·tier
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtkwartier nachtkwartieren
verkleinwoord

het nachtkwartiero

  1. plaats waar men de nacht doorbrengt
     In de vroege ochtend van de 16de verliet het eskadron van Denisov, waarin Nikolaj Rostov diende en dat deel uitmaakte van het detachement van vorst Bagration, de nachtkwartieren om ten strijde te trekken, zoals men zei, en nadat ze ongeveer een werst achter andere colonnes waren voortgegaan, werd er op de hoofdweg halt gehouden.[2]
     Het water stroomde door de muizenstad en over de bakken waarin de diertjes hun nachtkwartier hadden. De ongeveer honderd muizen zijn verdronken.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Vandalen laten honderd muizen verdrinken” (12 december 2005), Reformatorisch Dagblad