Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·gies
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderdak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1476 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord logies logiezen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het logieso

  1. ergens kunnen slapen waarvoor je moet betalen
    • In een hotel krijg je meestal logies en dan is het ontbijt inbegrepen. 
Synoniemen
  1. nachtverblijf, slaapgelegenheid

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen