slaapgelegenheid
- slaap·ge·le·gen·heid
- samenstelling van slapen zn en gelegenheid zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slaapgelegenheid | slaapgelegenheden |
verkleinwoord |
de slaapgelegenheid v
- plaats waar men de nacht slapend kan doorbrengen
- ▸ Daar worden ze begeleid door een speciaal team van AirAsia, dat ook zorgt voor slaapgelegenheid en regelt dat mensen naar Surabaya kunnen reizen.[2]
- ▸ Op de grens zitten al ruim een week 1000 tot 1500 mensen vast in een kamp zonder slaapgelegenheid of goede sanitaire voorzieningen. "Het is de bedoeling dat mensen daar niet langer dan vier uur verblijven", zegt correspondent Marcel van der Steen.[3]
- Het woord slaapgelegenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Zoektocht vermist toestel AirAsia hervat” (Zondag 28 december 2014), NOS
- ↑ Weblink bron “Macedonië bouwt hek bij grens met Griekenland” (Zaterdag 28 november 2015), NOS