• nacht·kij·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtkijker nachtkijkers
verkleinwoord nachtkijkertje nachtkijkertjes

de nachtkijkerm

  1. verrekijker die geschikt is om in de avond en de nacht te zien
    • Het lijkt op plastic, maar de afstand is te groot om te kunnen zien wat het is. De wachters halen hun nachtkijker boven. De infraroodcamera van het fregat zoomt op het voorwerp in. Minuten lijken ineens uren te duren. [2] 
    • RTL Nieuws bracht vrijdag een brandbrief naar buiten. Daarin stond dat er van alles mis is met onder meer vuurwapens, nachtkijkers en radioapparatuur van de commando's, waardoor 'levensgevaarlijke situaties kunnen ontstaan'. [3] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 30/06/2017 door Yves Delepeleire
  3. Tubantia 14-07-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be