(Gewone) nachtegaal (Luscinia megarhynchos).
  • (IPA in voorbereiding)
  • nach·te·ga·len
enkelvoud meervoud
naamwoord nachtegalen
verkleinwoord

de nachtegalenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord nachtegaal
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (zangvogels) een verzameling zangvogels met als Nederlandse naam nachtegaal. De meeste horen thuis in de familie vliegenvangers (Muscicapidae) en één in de familie Leiothrichidae  . Er zijn uit de familie van de vliegenvangers drie verschillende geslachten vogels die bijna allemaal nachtegaal worden genoemd