nacho
- na·cho
- vermoedelijk een terugvorming uit nacho's; eponiem van Mexicaans-Spaans nacho, van Nacho en , de verkleinvorm van Ignacio en “Ignatius” de voornaam van de 20e-eeuwse Mexicaanse chef-kok Ignacio Anaya die het gerecht in 1943 bedacht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nacho | nacho's |
verkleinwoord | - | - |
de nacho m
- (voeding) driehoekige chip van maismeel, vooral als onderdeel van een schotel waarin ze met jalapeño's en gesmolten kaas worden bedekt
- ▸ En tot die eetcultuur van welk land dan ook hoort de snackcultuur – en dat brengt ons bij het eten van Frida, Mexican streetfood: nacho, ensalada, taco, tortilla, et cetera.[1]
- ▸ Door het prachtige weer van de afgelopen weken zit ik vaak op het terras in de zon en bedenk ik me regelmatig hoe fijn het is om niet meer de behoefte te hebben om van elk wijntje of elke nacho een foto te willen maken (wel vind ik het vermakelijk om de mensen die dat wel doen te analyseren).[2]
- nacho's (2)
- Het woord nacho staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Petra Possel“Mexicaanse gezelligheid, maar het eten heeft niets verfijnds” (13 februari 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Emina Cerimovic“Een half jaar zonder smartphone: maand 3” (9 augustus 2018) op nrc.nl