• na·bij·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nabijkomen
kwam nabij
nabijgekomen
klasse 4 volledig

nabijkomen

  1. ergatief iets ~: dicht in de buurt komen van iets
    • Dat kwam de honderdduizend nabij.