naberouw
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·be·rouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naberouw | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het naberouw o
- spijt die te laat komt
- ▸ „Twee Staatslieden van den eersten rang zijn er, Oldenbarnevelt, en Jan de Witt, voor wie thans, krachtens de uitspraak der Historie, in de nabijheid van den Eersten Willem, de tijd van standbeeldoprichting daar is. Ter plaatse, die dankbaarheid en naberouw aanwijst; waar de een onthoofd en de ander verscheurd werd.”[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord 'naberouw' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naberouw" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ naberouw op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rudy Ligtenberg“Het beeld bijgesteld” (16-03-2011), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be