• naakt·fo·to
enkelvoud meervoud
naamwoord naaktfoto naaktfoto's
verkleinwoord naaktfotootje naaktfotootjes

de naaktfotov / m

  1. met een camera gemaakte afbeelding van een iemand zonder kleren
    • Ze plaatste een naaktfoto van zichzelf op Internet. 
     Maar onlangs heeft het sukkelende Vijfde Kanaal zich aan de vergetelheid ontrukt met de lancering van een naaktkalender. Die toont zwart-witte naaktfoto's van vrouwelijke verslaggevers en presentatoren, zonder hun gezichten, zonder intiemere zones, er is geen tepel te zien. Maar iedere vrouw heeft wel een militair attribuut: een camouflagenet over de borsten, een geweer over het kruis, een paar billen op een munitiekist.[1]
98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Wessel de Jong
    “Oekraïense tv-zender steunt leger met naaktkalender” (Vrijdag 30 december, 21:03), NOS
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be