naaktfoto
- naakt·fo·to
- samenstelling van naakt bn en foto zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naaktfoto | naaktfoto's |
verkleinwoord | naaktfotootje | naaktfotootjes |
- met een camera gemaakte afbeelding van een iemand zonder kleren
- Ze plaatste een naaktfoto van zichzelf op Internet.
- ▸ Maar onlangs heeft het sukkelende Vijfde Kanaal zich aan de vergetelheid ontrukt met de lancering van een naaktkalender. Die toont zwart-witte naaktfoto's van vrouwelijke verslaggevers en presentatoren, zonder hun gezichten, zonder intiemere zones, er is geen tepel te zien. Maar iedere vrouw heeft wel een militair attribuut: een camouflagenet over de borsten, een geweer over het kruis, een paar billen op een munitiekist.[1]
1. met een camera gemaakte afbeelding van een iemand zonder kleren
- Het woord naaktfoto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naaktfoto" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron Wessel de Jong“Oekraïense tv-zender steunt leger met naaktkalender” (Vrijdag 30 december, 21:03), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be