• naakt·cul·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord naaktcultuur naaktculturen
verkleinwoord naaktcultuurtje naaktcultuurtjes

de naaktcultuurv

  1. opvattingen en gedragingen van een groep gericht op gezamenlijk activiteiten waarbij geen kleren worden gedragen
     De naaktcultuur, die in onze dagen wordt gepreekt, beroept zich graag op de gezondheid, maar de renaissance was het eerder om de schoonheid te doen, waaraan alles werd opgeofferd.[1]
  1.   Weblink bron
    Gerard Brom
    “Schilderkunst en litteratuur in de 16e en 17e eeuw.” (1957), Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht / Antwerpen, p. 82