Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • my·tho·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van mythe en met het achtervoegsel -isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mythologisch mythologischer
verbogen mythologische mythologischere
partitief mythologisch mythologischers -

Bijvoeglijk naamwoord

mythologisch [1]

  1. betrekking hebbend of voorkomend in verzonnen verhalen over het verleden
  2. heel erg groot of bijzonder
    • De prestaties van de vroegere spits kregen steeds meer mythologische eigenschappen. 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen