• myr·de
  • Afleiding van het Oudnoorse werkwoord myrða
Naar frequentie 2504
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
myrde
myrder
myrdede
myrdet
volledig

myrde

  1. vermoorden
  2. (figuurlijk) vernietigen, uitroeien


  • myr·de
  • Afleiding van het Oudnoorse werkwoord myrða
Naar frequentie 5668
vervoeging
onbepaalde wijs myrde
tegenwoordige tijd myrder
verleden tijd myrdet
myrda
voltooid
deelwoord
myrdet
myrda
onvoltooid
deelwoord
myrdende
lijdende vorm myrdes
gebiedende wijs myrd
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

myrde

  1. overgankelijk vermoorden
    «Han ble myrdet på åpen gate.»
    Hij werd vermoord op de openbare weg.
  2. (figuurlijk) vernietigen, uitroeien
  • [1]: myrde med kaldt blod
koelbloedig vermoorden
  • [2]: myrde en med blikket
iemand med het blik doden


  • myr·de
  • Afleiding van het Oudnoorse werkwoord myrða
vervoeging
onbepaalde wijs myrde
myrda
tegenwoordige tijd myrdar
verleden tijd myrda
voltooid
deelwoord
myrda
onvoltooid
deelwoord
myrdande
lijdende vorm myrdast
gebiedende wijs myrd
myrda
myrde
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

myrde

  1. overgankelijk vermoorden
    «Han vart myrda på open gate.»
    Hij werd vermoord op de openbare weg.
  2. (figuurlijk) vernietigen, uitroeien
  • [1]: myrde med kaldt blod
koelbloedig vermoorden
  • [2]: myrde en med blikket
iemand med het blik doden