Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·ziek·do·cent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord muziekdocent muziekdocenten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de muziekdocentm

  1. iemand die muzieklessen geeft; leraar muziek
     Een is gericht op de opleiding van muziekdocenten. De andere opleiding biedt de mogelijkheid om professioneel muzikant te worden, in onder meer gitaar, piano, percussie, koper- en houten blaaswerk en zang.[1]
     Een trombone van plastic in plaats van koper. Het geluid is anders, maar het echte verschil merk je in de portemonnee. "Een plastic instrument heb je voor zo'n 150 euro. Bij een echte heb je het al snel over duizenden euro's", zegt muziekdocent Patrick de Heus.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “'Conservatorium Curaçao goed voor identiteit'” (Vrijdag 18 maart 2016, 04:45), NOS
  2.   Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Plastic trompet en dwarsfluit populair, 'maar plastic viool zie ik niet zitten'” (Donderdag 15 juni 2017, 21:39), NOS