Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mu·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse mutus met het achtervoegsel -isme.
enkelvoud meervoud
naamwoord mutisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het mutismeo

  1. (medisch) onvermogen om te spreken
    • Het kan zijn dat sommige kinderen selectief mutisme gedeeltelijk ontwikkelen door problemen binnen het gezin. 
Vertalingen

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Zelfstandig naamwoord

mutisme m

  1. mutisme