Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mui·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘muizen vangen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]

Zelfstandig naamwoord

de muizenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord muis
Hyponiemen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
muizen
muisde
gemuisd
zwak -d volledig

Werkwoord

muizen

  1. (van katten) op muizen jagen
  2. (figuurlijk) stilletjes peuzelen
Spreekwoorden
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen