mosquito
- mos·qui·to
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mosquito | mosquito's |
verkleinwoord | - | - |
de mosquito m
- apparaat dat een irritante zoemtoon produceert die voor oudere mensen niet of nauwelijks hoorbaar is, gebruikt als middel om het samenkomen van jongeren op bepaalde plekken op straat tegen te gaan
- Het woord mosquito staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Esther GotinkGroot succes voor uitvinding die hangjongeren verdrijft in: Provinciale Zeeuwse Courant , jrg. 248 nr. 297 (16 december 2006), p. 4 kol. 3-6
- ↑ Weblink bron “Rotterdam wil mosquito houden” (9 oktober 2009) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Arjen Schreuder“Hangjongeren wennen aan de pijn” (24 april 2009) op nrc.nl
- Geluid: mosquito (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /məˈskitoʊ/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mosquito | mosquitos, mosquitoes |
mosquito
- IPA: /mos'kito/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
mosquito | mosquitos |
mosquito m