1. Een mosquito in de VS.
  • mos·qui·to
enkelvoud meervoud
naamwoord mosquito mosquito's
verkleinwoord - -

de mosquitom

  1. apparaat dat een irritante zoemtoon produceert die voor oudere mensen niet of nauwelijks hoorbaar is, gebruikt als middel om het samenkomen van jongeren op bepaalde plekken op straat tegen te gaan
     Rotterdam houdt vast aan de mosquito, een apparaat dat een voor jongeren irritante pieptoon produceert.[2]
     In Rotterdam hangen vijftig mosquito’s om hangjongeren te verdrijven.[3]
  1.   Weblink bron
    Esther Gotink
    Groot succes voor uitvinding die hangjongeren verdrijft in: Provinciale Zeeuwse Courant  , jrg. 248 nr. 297 (16 december 2006), p. 4 kol. 3-6
  2.   Weblink bron “Rotterdam wil mosquito houden” (9 oktober 2009) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Arjen Schreuder
    “Hangjongeren wennen aan de pijn” (24 april 2009) op nrc.nl  


enkelvoud meervoud
mosquito mosquitos, mosquitoes

mosquito

  1. (tweevleugeligen) mug


  • IPA: /mos'kito/
enkelvoud meervoud
mosquito mosquitos

mosquito m

  1. (tweevleugeligen) mug